![Foto](/uploads/6/3/7/4/6374765/36595.jpg)
John Sculley kwam al op jonge leeftijd terecht bij Pepsi, waar hij op de marketingafdeling ging werken. Hij bleek goed te zijn in het promoten van het bedrijf Pepsi en daarom werd hij in de loop der jaren aangesteld als hoofd marketing van Pepsi. In de periode waarin hij de leiding had over de marketingafdeling was hij met twee grote reclamecampagnes zeer succesvol voor Pepsi. Hij werd daardoor naast hoofd marketing aangesteld als onderdirecteur van het bedrijf. Hij had dan de verantwoordelijkheid binnen het bedrijf wanneer de directeur er een tijdje niet was. John Sculley was ambitieus en wilde doorgroeien tot directeur van het bedrijf, maar daar kwam onverwachts verandering in toen Apple bij hem aanklopte met de vraag of hij CEO wilde worden van het bedrijf. John Sculley was door dit verzoek zeer verrast, aangezien hij net zo veel van computers af wist als ieder ander normaal persoon. Toch ging hij de uitdaging aan, nadat Steve Jobs hem overtuigd had. Volgens Sculley vroeg Jobs of hij de rest van zijn leven suikerwater aan kinderen wilde verkopen of een echt bedrijf wilde gaan leiden. De klik tussen Sculley en Jobs was er meteen. Zo zei Sculley in zijn beginperiode: ”Apple heeft één leider. Steve en ik”.
Sculley begon als CEO in het eerste jaar meteen goed. De Macintosh werd namelijk op de markt gebracht en hij was als marketingexpert zo slim geweest om hier op in te spelen. In de rust van de ‘Super-bowl’ (Amerikaanse voetbalfinale met tientallen miljoenen kijkers) liet hij een reclame van één minuut over de Macintosh uitzenden. Dit was een extreem lange zendtijd voor een commercial die de hele VS bestreek. Hierdoor was de Macintosh in alle staten in één klap een begrip. De Macintosh werd dan ook goed verkocht toen deze in 1984 op de markt kwam.
In het bedrijf veranderden de verhoudingen. Steve Jobs was de baas over het Macintosh project, maar hij ging zich meer en meer bemoeien met de rest van het bedrijf. Daarbij gaf hij aan zijn werknemers tegenstrijdige informatie over de toekomst van het bedrijf. Dit leidde tot onrust in het management. De band tussen Steve Jobs en John Sculley ging er sterk op achteruit. In 1985 werd Jobs ontslagen door de raad van bestuur. Naast slechte verstandshoudingen met zijn collega’s had hij geprobeerd om John Sculley aan de kant te zetten en zelf CEO te worden. Dit was voor de raad van bestuur de druppel geweest.
De reden dat Steve Jobs dit gedaan had was zijn onvrede met John Sculley als Chief ExecutionOfficer van Apple. Zo had Sculley een enorme fout gemaakt door delen van de gebruikersinterface in licentie te geven aan Microsoft voor Windows 1.0 waar Microsoft toentertijd aan werkte.
Nadat Steve Jobs wegging werd op dezelfde voet doorgegaan. De belangrijkste reden hiervoor was dat CEO John Sculley geen idee had hoe hij het bedrijf een andere richting in zou moeten sturen. Dit kwam doordat hij nog nooit de baas van een bedrijf was geweest. Later heeft hij zelf ook verklaard dat hij helemaal niet de juiste man was om Apple te leiden. Vooral omdat hij helemaal geen verstand van computers had.
De Macintosh werd nog steeds goed verkocht en Sculley besloot dat het bedrijf zich ook moest richten op producten naast de computer als hoofdproduct. Zo werd de ‘laserwriter’(laserprinter) op de markt gebracht en werd het programma ‘Hypercard’ ontwikkeld. Dit was een notitieblokachtige toepassing, waarbij de teksten als een soort kaartjes werden weergegeven.
Naar de Macintosh werd in de tussentijd minder omgekeken en dit had dan ook gevolgen voor het succes. Concurrerende merken zoals IBM kwamen met veel nieuwere computers die een veel grotere geheugencapaciteit hadden. John Sculley besloot daarom de concurrentiestrijd aan te gaan door nieuwe computers op de markt te brengen. Maar geen gewone personal computers, maar laptoppen. Deze moesten Apple weer op de kaart gaan zetten. Zo kwamen meerdere ‘PowerBooks’(hierboven te zien), ‘Macintosh Classics’ en ‘Macintosh Portables’ tussen 1989 en 1992 op de markt. John Sculley maakte veel geld vrij voor het promoten van al deze producten, aangezien hij niet wilde dat Apple langzaam maar zeker ten onder zou gaan. Toch werkte de marketing niet goed uit voor alle producten. Zo werd bijvoorbeeld in deze periode de Macintosh Portable één van de grootste flops uit de hele Apple geschiedenis. Dit kwam doordat de laptop maar liefst zestien pond woog(ongeveer 7kg) en in zijn eerste versie niet gebruikt kon worden in onverlichte ruimtes. In combinatie met een prijskaartje van 6500 dollar wekte de laptop dan ook nauwelijks interesse bij de consument.[5] De Macintosh classics waren ook niet erg populair. Ze waren weliswaar niet duur, maar ze waren erg ouderwets. Voornamelijk omdat het beeldscherm nog een zwart-wit scherm was. De Powerbookserie deed het wel goed, met een verkoop van 200.000 exemplaren in het eerste jaar. Dit was John Sculleys redding, aangezien het al een paar jaar lang niet goed ging met het bedrijf. De populariteit van de Powerbook betekende zelfs een recordopbrengst voor het bedrijf van 7.1 miljard dollar in 1992. Hiernaast is de eerste Powerbook te zien.
John Sculley werd een jaar na de recordomzet alsnog ontslagen. De omzet die hij het jaar daarvoor had behaald leek heel succesvol, maar de winst viel toch niet heel erg hoog uit. De oorzaak hiervoor was de hoge marketingkosten. Naast de tegenvallende winst ging het ook niet goed met de softwareontwikkeling waar hij zijn vertrouwen in had uitgesproken. Hij was bezig met een printersoftware(QuickDraw GX) en een nieuw mailprogramma(AOCE). Dit en de mening dat Apple vernieuwing nodig had zorgden ervoor dat John Sculley in juni 1993 werd ontslagen. John Sculley werd opgevolgd door Michael Spindler.
Sculley begon als CEO in het eerste jaar meteen goed. De Macintosh werd namelijk op de markt gebracht en hij was als marketingexpert zo slim geweest om hier op in te spelen. In de rust van de ‘Super-bowl’ (Amerikaanse voetbalfinale met tientallen miljoenen kijkers) liet hij een reclame van één minuut over de Macintosh uitzenden. Dit was een extreem lange zendtijd voor een commercial die de hele VS bestreek. Hierdoor was de Macintosh in alle staten in één klap een begrip. De Macintosh werd dan ook goed verkocht toen deze in 1984 op de markt kwam.
In het bedrijf veranderden de verhoudingen. Steve Jobs was de baas over het Macintosh project, maar hij ging zich meer en meer bemoeien met de rest van het bedrijf. Daarbij gaf hij aan zijn werknemers tegenstrijdige informatie over de toekomst van het bedrijf. Dit leidde tot onrust in het management. De band tussen Steve Jobs en John Sculley ging er sterk op achteruit. In 1985 werd Jobs ontslagen door de raad van bestuur. Naast slechte verstandshoudingen met zijn collega’s had hij geprobeerd om John Sculley aan de kant te zetten en zelf CEO te worden. Dit was voor de raad van bestuur de druppel geweest.
De reden dat Steve Jobs dit gedaan had was zijn onvrede met John Sculley als Chief ExecutionOfficer van Apple. Zo had Sculley een enorme fout gemaakt door delen van de gebruikersinterface in licentie te geven aan Microsoft voor Windows 1.0 waar Microsoft toentertijd aan werkte.
Nadat Steve Jobs wegging werd op dezelfde voet doorgegaan. De belangrijkste reden hiervoor was dat CEO John Sculley geen idee had hoe hij het bedrijf een andere richting in zou moeten sturen. Dit kwam doordat hij nog nooit de baas van een bedrijf was geweest. Later heeft hij zelf ook verklaard dat hij helemaal niet de juiste man was om Apple te leiden. Vooral omdat hij helemaal geen verstand van computers had.
De Macintosh werd nog steeds goed verkocht en Sculley besloot dat het bedrijf zich ook moest richten op producten naast de computer als hoofdproduct. Zo werd de ‘laserwriter’(laserprinter) op de markt gebracht en werd het programma ‘Hypercard’ ontwikkeld. Dit was een notitieblokachtige toepassing, waarbij de teksten als een soort kaartjes werden weergegeven.
Naar de Macintosh werd in de tussentijd minder omgekeken en dit had dan ook gevolgen voor het succes. Concurrerende merken zoals IBM kwamen met veel nieuwere computers die een veel grotere geheugencapaciteit hadden. John Sculley besloot daarom de concurrentiestrijd aan te gaan door nieuwe computers op de markt te brengen. Maar geen gewone personal computers, maar laptoppen. Deze moesten Apple weer op de kaart gaan zetten. Zo kwamen meerdere ‘PowerBooks’(hierboven te zien), ‘Macintosh Classics’ en ‘Macintosh Portables’ tussen 1989 en 1992 op de markt. John Sculley maakte veel geld vrij voor het promoten van al deze producten, aangezien hij niet wilde dat Apple langzaam maar zeker ten onder zou gaan. Toch werkte de marketing niet goed uit voor alle producten. Zo werd bijvoorbeeld in deze periode de Macintosh Portable één van de grootste flops uit de hele Apple geschiedenis. Dit kwam doordat de laptop maar liefst zestien pond woog(ongeveer 7kg) en in zijn eerste versie niet gebruikt kon worden in onverlichte ruimtes. In combinatie met een prijskaartje van 6500 dollar wekte de laptop dan ook nauwelijks interesse bij de consument.[5] De Macintosh classics waren ook niet erg populair. Ze waren weliswaar niet duur, maar ze waren erg ouderwets. Voornamelijk omdat het beeldscherm nog een zwart-wit scherm was. De Powerbookserie deed het wel goed, met een verkoop van 200.000 exemplaren in het eerste jaar. Dit was John Sculleys redding, aangezien het al een paar jaar lang niet goed ging met het bedrijf. De populariteit van de Powerbook betekende zelfs een recordopbrengst voor het bedrijf van 7.1 miljard dollar in 1992. Hiernaast is de eerste Powerbook te zien.
John Sculley werd een jaar na de recordomzet alsnog ontslagen. De omzet die hij het jaar daarvoor had behaald leek heel succesvol, maar de winst viel toch niet heel erg hoog uit. De oorzaak hiervoor was de hoge marketingkosten. Naast de tegenvallende winst ging het ook niet goed met de softwareontwikkeling waar hij zijn vertrouwen in had uitgesproken. Hij was bezig met een printersoftware(QuickDraw GX) en een nieuw mailprogramma(AOCE). Dit en de mening dat Apple vernieuwing nodig had zorgden ervoor dat John Sculley in juni 1993 werd ontslagen. John Sculley werd opgevolgd door Michael Spindler.